Dit jaar is het woningtekort gegroeid naar 405.000 woningen. Als alle nieuwbouwplannen doorgaan, is het woningtekort op z’n vroegst in 2031 teruggebracht tot aanvaardbare proporties. Tot die tijd zullen woningzoekenden doorgaans een hele lange tijd op een betaalbare huurwoning moeten wachten. Een eerlijke verdeling van de schaarste blijft dus bittere noodzaak.
Op grond van artikel 12 van de ‘Huisvestingswet’ moet voorrang worden gegeven aan mensen in een ‘Blijf-van-mijn-lijfhuis’ en mensen die mantelzorg verlenen of mantelzorg ontvangen. Een hardnekkig misverstand is dat ook statushouders krachtens dezelfde wet voorrang genieten. Deze landelijke verplichting is echter in 2017 al geschrapt. Wat lang niet iedereen weet is dat gemeenten vrij zijn te bepalen welke andere spoedzoekers met voorrang aan een woning moeten worden geholpen. De Huisvestingswet geeft elke gemeente het recht om dit in de Huisvestingsverordening vast te leggen. Uit onderzoek is gebleken dat ruim de helft van de gemeenten zo’n verordening heeft. Logischerwijze zijn dit de gemeenten waar de woningnood het hoogst is. Op andere plekken leggen gemeentebestuurders, woningcorporaties en huurdersorganisaties in de lokale Prestatieafspraken vast welke groepen voorrang krijgen, waarna de corporaties deze afspraken uitvoeren.
Naast bovenstaande groepen wordt er ook een urgentieverklaring afgegeven aan gescheiden ouders met kinderen, maar alleen wanneer er voor de ouders en hun kinderen dakloosheid dreigt. Veel overige aanvragen worden afgewezen, zo ook door de rechter.
Mensen met een Vitaal beroep zullen komende jaren eerder aan een woning geholpen worden, dankzij een wijziging in de Huisvestingswet. Gemeenten mogen sinds 1 januari van dit jaar de helft van de beschikbare woningen met voorrang toewijzen aan woningzoekenden met een lokale maatschappelijke of economische binding. Dat was voorheen een kwart.